In zijn nieuwe bundel, Derwisj, noodt de dichter Leonard Nolens de lezer ten dans. Nolens' oproep om de dionysische ervaring van zijn poëzie met hem te delen, om met hem mee te gaan in een wervelende dans van paradoxen, wisselingen van licht en donker, hemel en hel, erotiek en retoriek, klinkt in deze bundel dwingender dan ooit. Derwisj is een bundel van een reiziger tussen de dalen en de extase van de liefde.


De poëzie van Leonard Nolens (1947), die in 1969 debuteert met barokke, experimenteel aandoende gedichten, behoort tot de meest absolutistische oeuvres in de Nederlandse literatuur. Halfweg de jaren tachtig treedt in zijn werk een versobering op. Zijn bezwerende stijl maakt plaats voor een parlando-achtige toon die niettemin de diepe gedachte niet schuwt. In 1986 publiceert Nolens De gedroomde figuur, zijn eerste bundel bij een Nederlandse uitgever. De bundel vormt het begin van zijn grote doorbraak, een periode waarin zijn werk de ene na de andere onderscheiding te beurt valt. In 1998 verschijnt de vierde druk van Hart tegen hart, waarin alle bundels staan die Nolens tussen 1975 en 1996 gepubliceerd heeft, maar oud zijn de thema's die de dichter obsessioneel en virtuoos in talloze modulaties herneemt, ook in zijn jongste bundel Manieren van leven (2001). Vader, moeder, kindervragen, jeugdportretten, afscheidsfeesten, stadsgezichten, vrienden, alleenzijn, alcohol en God en geld, een vrouw en het gedroomde boek: wie of wat er ook wordt opgeroepen, altijd zijn de gedichten van Nolens meerstemmige vormen van denken, beeldende wijzen van handelen, noodzakelijke middelen van bestaan, kortom compacte manieren van leven. Elk gedicht is een gedraging, elke cyclus is een hecht maar explosief gedragsgaspatroon. Naast poëzie publiceert Nolens sinds 1989 vier opgemerkte dagboekdelen. Ook hier wordt de zoektocht naar de relatie tussen poëzie en identiteit voortgezet.