De inleiding door Leo Vroman:

Toen iemand die bezig was met het maken van een TV "documentary" mij in oktober1994 ook nog vroeg of ze mij mocht filmen terwijl ik een gedicht schreef, schrok ik.

Ze is erg lief maar zou me dan zien gedurende de meest intieme activiteit. Maar waarom niet? Goed dus. Omdat ik vaak midden in de nacht iets schrijf, maakten we de kamer donker en moest ik met een meer dan levensgrote camera op mij gericht, in mijn piama, echt, eerlijk werken. Dat was ontstellend moeilijk, maar het lukte geloof ik wel, en toen het eenmaal over was, concludeerde ik dat elke dichter en dichteres zoiets zou moeten doen: alles gaat immers om de communicatie van je meest intieme gevoelens en gedachten. Heel vroeger protesteerde ik als eens, toen haast alle verzen nog werden vertoond als een eindprodukt waarvan niemand mocht merken door hoeveel gekrabbel en geknoei het bereikt was. Kladjes kunnen dan belangrijker zijn. Maar nu wil ik nog verder gaan: het ontstaan van de kladjes hoort ook geopenbaard.

Het is dus zoiets: na elke paar regels denken en veranderen maakte ik telkens een afdruk. Vaak knoei ik nog erger, ga enge malen heen en weer tussen woorden als "de" en "een", haal een onkuis woord weg en zet het weer terug en haal het weer weg. En de tekening hierbij, daar laat ik gewoon de groei van zien, daar zijn geen "doorhalingen" of uitveegsels bij want die is met de balpunt getekend. Allen de allerlaatste is wat ingewikkleder: die is de afdruk van de voorlaatste waar ik daarna nog wat aan heb gewerkt.

Graag had ik de binnenkant van mijn schedel laten zien terwijl ik bezig ben, met wat schaamte maar die hoort er dan ook bij. Je mag alles weten.

Leo Vroman